Uitgestrekt ligt ze
groen als gras
badend in het goud
zachte contouren
een wulpse pluk struikgewas
Ze spreidt haar drassige armen
en omhelst wat stroomt in rust
terwijl de zon de einder kust
Omsloten door Veluws bos
dreunden giganten er op los
Nu resten hun vermoeide voeten
als sokkels voor oude watermerken
tussen bies en nieuwe waterwerken
Een stenen muur verhaalt
met glas en staal van papier
dat veel gemaakt werd hier
van vernuftige productietechnieken
van ingenieuze molens en fabrieken
Nu woont de uil in haar oksel
libellen zweven, jagen, spoeden
zwaluwen duiken, vliegen, voeden
Weiden vol bloemen die blozende stamelen
bijen die zoemen en nectar verzamelen
en kikkers die roepen ‘Present!’ ‘Present!’
Slenterend naar De Beken zie ik
buitenmensen vorsend vogels tellen
en stellen hun zegeningen veelal
in het hart van Renkums Beekdal